In het werk van Gijs Assmann vindt op speelse wijze een analyse plaats van
beelden en symbolen, die vergankelijkheid en dood voorstaan. Door deze doodsmotieven
te kombineren met allerdaagse voorwerpen, ironiseert hij beiden, en thematiseert
zo de tijdelijkheid van het leven en de daaruit voortkomende melancholie.
'Over
het paradijs van Gijs Assmann ligt een dreigende
schaduw en God alleen vermag te weten welke kant het op zal gaan.'
(Wouter Prins, 'Aan
hen die de beelden smaden' in 'Beelden voor het Stadserf Schiedam' 1998) |