Begin 2001 begon bij Anne van de Pals de (zoals ze dit noemt) de tweede dekenperiode.Zoals
Daphne die ‘op de run sloeg’ en in haar vlucht veranderde in wat
haar wezensvreemd was, een laurier. Zo verstijfden, na de eerste beschadiging,
Anne’s dekens en verwerden tot iets oncomfortabels. De veiligheid is
betrekkelijk. De wol vergroeide organisch tot hangende, zich in de ruimte uitstrekkende
, bed-brancard-constructies die halsstarrig overliepen in hangende
sliertige liaanachtige en uitstulpingen die doen denken aan uitpuilende organen
en wildgroei van ingewanden. Basaal zoekt zij oplossingen voor wat zij aan
het leven beleeft. Vaak is het gerelateerd aan lijfservaringen, maar er liggen
ook jeugdervaringen vanuit een katholiek boerenmilieu aan ten grondslag. Thema’s
in het werk zijn angsten, leven, dood en vergankelijkheid vaak op één
en dezelfde huid. |