RAM-logo
 
 
 
 
 
 
Nieuwsoverzicht:
 
07-08-2024
21-07-2024
02-07-2024
22-06-2024
29-05-2024
 
Artikel 6 t/m 10 van 297 nieuwsberichten :
->5
-5
+5
 
 
2020-10-02
 
Big Art recensie in NRC
 

Door Tracy Metz
NRC, 1 oktober 2020

Big Art
T/m 4/10, Hembrugterrein, Zaanstad.
Inlichtingen: bigart.nu

"Het hoeft niet allemaal kabaal te zijn, maar het moet wel je denken verruimen" - Anne van der Zwaag curator

De expositie Big Art presenteert tot en met zondag een mix van schilderijen, installaties, sculpturen en fotografie. Alles is extra groot van afmeting of ten minste van idee.

Het had een haar gescheeld of de vijfde Big Art-tentoonstelling van curator Anne van der Zwaag was op het laatste moment niet doorgegaan als gevolg van de nieuwe coronamaatregelen deze week. Maar de ochtend voor de opening zijn de vier reusachtige hallen op het Hembrugterrein in Zaandam aangepast, is het aantal bezoekers drastisch verkleind en kan het werk van alle 85 kunstenaars blijven staan.

Het zal geen toeval zijn dat vlak bij de ingang het werk van Patricia Werneck Ribas staat, waar op de ruwe muur in zoetroze neon de woorden worden geprojecteerd: Some. Things. Will. Be. All. Right.

Als curator houdt ze de selectie bewust laagdrempelig, zegt Van der Zwaag. Ze wil ook een mix aan disciplines, van schilderkunst, installaties tot sculptuur en fotografie. De gebruikte materialen variëren van keramiek tot textiel en plastic, van papier en karton tot 3D-geprint zand, kauwgomballen en jeu de boulesballen.

Big Art presenteert op de 5.000 vierkante meter van die vier hallen werk van bekende en ook beginnende kunstenaars, sommigen op eigen houtje maar veelal via hun galerie. ‘Big’ betekent volgens Van der Zwaag niet alleen groot van maatvoering, maar vooral van idee. „Het hoeft niet allemaal kabaal te zijn, maar het moet wel je denken verruimen.” Het valt haar op dat er dit jaar veel zelfportretten zijn: „Corona heeft ons op onszelf teruggeworpen.”


Foto:Maartje Korstanje

Gepijnigd zelfportret

Het opvallendste zelfportret hangt prominent in de eerste hal. Het zijn een aantal dunne doeken van vijf meter hoog, schuin achter elkaar gehangen, waarop Lise Sore met potlood een gepijnigd zelfportret in schijven heeft getekend.

De Duitse kunstenares Anna Rudolf daarentegen, bouwt een eigen, afgesloten wereld. Je moet bukken om haar kamertje te betreden dat midden in een van de industriële hallen staat en helemaal, ook de vloer, bedekt is met tekeningen.

Ook YANi heeft een kamer gebouwd, maar dan flink groot. Je krijgt een koptelefoon op waarin je flarden muziek en teksten hoort terwijl je langs een reeks ‘lenticulars’ loopt, kunststof panelen waarop de afbeelding wisselt afhankelijk van waar je staat. Het materiaal is bekend van toeristische ansichten, maar nu zijn het foto’s en verhalen uit zijn eigen jeugd en van zijn familie. Bij vertrek hoor je in je koptelefoon een opgewekte „Doeg!”

Vuilniszak als muze

De Rotterdammer Jan Eric Visser staat naast een sculptuur dat van metaal lijkt – maar het is afval. De buitenkant is van een pulp van huis-aan-huisblaadjes, afgedekt met een laag zeeklei die hij glanzend oppoetst; de binnenkant is gevuld met versnipperd afval van plastic en metaal. „Mijn vuilniszak is mijn muze!”, verklaar hij. „Over een tijd zijn al deze grondstoffen zo schaars dat de inhoud van dit werk meer waard is dan het werk zelf.”


Foto:Jan Eric Visser

Ook de installatie van Eric Martijn draait om grondstoffen en het verloop van de tijd. Het draait letterlijk: op een rollenbaan liggen vijf vaten van massief beton, duizend kilo alles bij elkaar, eindeloos te rollen. Hij wijst op het slijpsel dat nu al met het rollen van de vaten is afgesleten. „Daarmee wordt het verglijden van de tijd geregistreerd. Straks ligt hier onder de vaten een vertaling in betonstof van de dagen dat Big Art duurt.”

Onderwijl staat buiten kunstenaar Peter Zegveld iedereen op te beuren met zijn installatie, een enorme toeter die wolken stoom uitstoot terwijl Zegveld en een kompaan helemaal losgaan op een basgitaar en allerhande onbestemde geluidproducerende objecten. Aan de man van de horeca, die vanwege corona in een tent buiten moet staan, de vraag of hij niet gek wordt van de toeter die de hele dag staat te ruften en piepknorren. „Ach joh”, zegt hij, „een paar ouwe kerels die staan te jammen, da’s toch leuk?”

 
Big Art review in NRC